Home Kennis Voorwaarden voor instemming met evaluatieverslag bodemsanering

Voorwaarden voor instemming met evaluatieverslag bodemsanering

18 oktober 2016
Katrien Winterink

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 21 september 2016 uitspraak gedaan over de vraag of er al dan niet ten onrechte is ingestemd met een evaluatieverslag van de bodemsanering in de zin van artikel 39c Wet bodembescherming (Wbb).

Achtergrond

Bij besluit van 14 juli 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond (College) ingestemd met het evaluatieverslag van de sanering van de bodemverontreiniging met polychloorbifenylen (hierna: PCB) ter plaatse van de locatie “Sallandhof e.o." te Helmond. De verontreiniging is gesaneerd op grond van een saneringsplan waar het College bij besluit van 15 december 2011 mee had ingestemd. Vanwege het gevoelige gebruik is als eerste een speelveld in de Sallandhof gesaneerd en vervolgens de rest van de locatie. Het saneringsplan voorzag in afgraving van de bodem met daarin verontreiniging boven de interventiewaarde en het na afgraving aanbrengen van een leeflaag.

Terecht ingestemd met evaluatieverslag?

Appellanten (vermoedelijk bewoners van Sallandhof) betogen dat het College ten onrechte heeft ingestemd met het evaluatieverslag, omdat:

  1. er in het evaluatieverslag ten onrechte van wordt uitgegaan dat het om een deelsanering gaat;
  2. er niet is aangetoond dat overal daadwerkelijk een leeflaag met een dikte van 1 m is gerealiseerd;
  3. tijdens de sanering ten onrechte geen monsters van de wanden van de ontgravingsputten zijn genomen.

Ad 1)

Volgens appellanten gaat het saneringsplan voor de locatie niet uit van een deelsanering. De Afdeling overweegt dat in het midden kan worden gelaten of het saneringsplan al dan

niet uitgaat van een deelsanering. De voorwaarden voor instemming met het evaluatieverslag voor een deelsanering of volledige sanering verschillen volgens de Afdeling niet. Gelet op het bepaalde in artikel 39c lid 2 Wbb moet instemming worden geweigerd indien niet is voldaan aan artikel 38 Wbb en kan instemming worden geweigerd indien de sanering niet is geschied overeenkomstig het saneringsplan of het besluit tot instemming daarmee. Aangezien het College van oordeel is dat het saneringsresultaat in overeenstemming is met artikel 38 Wbb en dat er geen sprake is van afwijkingen van het saneringsplan of instemmingsbesluit die nopen tot het weigeren van instemming met het evaluatieverslag, is het volgens de Afdeling aan appellanten om concrete feiten of omstandigheden te melden op grond waarvan dit oordeel onjuist zou zijn. Dit hebben zij niet gedaan.

Ad 2)

Volgens appellanten had na het aanbrengen van de leeflaag de dikte moeten worden gemeten. Volgens de Afdeling geeft de methode waarbij tijdens het ontgraven van de locatie de ontgravingsdiepte ten opzichte van het maaiveld met behulp van een laserwaterpas is gecontroleerd, hiervan controlefoto’s zijn gemaakt en de grond vervolgens tot het oude niveau is aangevuld met een leeflaag, een betrouwbaar en volledig beeld van de dikte van de aangebrachte leeflaag kan worden verkregen.

Ad 3)

Appellanten betogen dat het achterwege laten van putwandbemonstering niet in overeenstemming is met protocol 6001 "Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg". De Afdeling overweegt dat het College bij de beslissing over instemming met het evaluatieverslag protocol 6001 heeft betrokken. In dit protocol is vermeld dat bij de sanering van niet-mobiele verontreiniging met behulp van isolatie (leeflaagsanering) in veel gevallen afgezien kan worden van putbodem- of putwandbemonsteringen. Vast staat dat de verontreiniging met PCB immobiel is. Appellanten hebben derhalve niet aannemelijk gemaakt dat het afzien van bemonstering in dit geval niet in overeenstemming is met protocol 6001. Voor zover appellanten hebben opgemerkt dat uit protocol 6001 volgt dat met het achterwege laten van bemonstering moet zijn ingestemd door het bevoegd gezag, overweegt de Afdeling dat die instemming reeds kan worden afgeleid uit het besluit tot instemming met het saneringsplan, nu in dit plan niet is voorzien in putwandbemonstering.

Bron: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 21 september 2016