Home Kennis Tussenuitspraak Afdeling over planschade en windturbines

Tussenuitspraak Afdeling over planschade en windturbines

6 december 2016
Jelmer Procee

Taxatie van planschade vanwege windturbines is bepaald niet eenvoudig. Deze uitspraak is daar een bijzonder goed voorbeeld van. Door alle argumenten ter onderbouwing van het besluit haalt de Afdeling een streep. Daarmee is deze uitspraak vooral een voorbeeld van hoe het niet moet.

Wat speelde?

Het gaat in deze zaak om een bestemmingsplan dat voorziet in de realisatie van twee windturbines in het plangebied van het bestemmingsplan ‘Recreatiegebied Heerhugowaard Zuid’ en één windturbine met transformatorstation in het plangebied van het bestemmingsplan ‘Overtoom’. Appellanten betogen dat hun percelen in waarde zijn verminderd als gevolg van deze planologische wijzigingen. Het college heeft de verzoeken om tegemoetkoming in planschade afgewezen. De rechtbank heeft het hiertegen gerichte beroep ongegrond verklaard.

Hoe oordeelt de afdeling?

Bij de Afdeling krijgen appellanten gelijk en goed. Het besluit gaat op alle gronden onderuit, te weten:

  • Risicoaanvaarding: B&W verweten appellanten risicoaanvaarding op basis van een Structuurplan en raadsbesluit. De Afdeling concludeert anders. Het Structuurplan is onvoldoende concreet, omdat het alleen vermeldt dat: "Windenergie zou in combinatie met de andere duurzame bronnen kunnen worden toegepast." Het raadsbesluit is concreter, maar niet gepubliceerd.
  • Anderszins verzekerd: de windturbines waren deels gerealiseerd op door appellant aan de gemeente verkochte grond. De betaalde koopprijs zag mede op de te lijden planschade, zodat de schade anderszins verzekerd zou zijn. Dat is niet het geval, omdat het niet uit de koopovereenkomst blijkt. Bovendien kon appellant het voornemen niet kennen, zodat hij daarmee ook geen rekening kon houden bij het bepalen van de koopprijs. Dat hij zijn grond verkocht voor de realisatie van een woonwijk met bijbehorende voorzieningen, betekent nog niet dat hij ook rekening moet houden met windturbines.
  • Taxatierapport: ook de getaxeerde schade haalt de eindstreep niet. Hoewel B&W in belangrijke mate mag vertrouwen op de kunde van de taxateur, was in dit geval onvoldoende inzichtelijk hoe de waardevermindering was getaxeerd en welke rol de zicht-, schaduw- en geluidhinder hierbij hebben gehad.
  • WOZ-waarde: in principe is daling van de WOZ waarde niet relevant voor de taxatie van de waardevermindering (ABRvS 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4421). Hier ligt dat anders, omdat B&W niet motiveerde waarom de WOZ waarde met meer dan 10,1% vanwege de windturbines en de getaxeerde waardedaling maar 3,2% bedroeg (ABRvS 16 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM7718).

De relevantie van deze uitspraak

In de kern genomen, is deze uitspraak een goed voorbeeld waarom niet blind kan worden gevaren op het advies. B&W blijven een eigenstandige verantwoordelijkheid hebben om de aanvraag te beoordelen en het advies kritisch te beschouwen. Goede les is verder dat als een te betalen koopprijs mede een vergoeding voor de planschade moet behelzen, dit klip en klaar uit de overeenkomst of de totstandkoming daarvan moet blijken. Ook kan een WOZ taxatie niet in alle gevallen terzijde worden geschoven, zeker als de daling expliciet is gekoppeld aan het schadeveroorzakende besluit (de windturbines).

Bron: ABRvS 30 november 2016, nr. 201509469/1/A2