Home Kennis Stedelijke ontwikkeling?

Stedelijke ontwikkeling?

18 april 2016
Laura van der Meulen

Of een ontwikkeling als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden aangemerkt, is van belang: alleen die ontwikkelingen moeten aan de Ladder worden getoetst. Op 6 april jl. heeft de Afdeling weer een uitspraak gewezen die het begrip verder in kadert. Centraal staan de begrippen kleinschaligheid en woningbouwlocatie.

Wat was er aan de hand?

Aan de orde is het bestemmingsplan “Landelijk gebied 2015” van de gemeente Wassenaar. Het bestemmingsplan voorziet in het realiseren van twee woningen en een kapschuur van 135 m2. Daarnaast wordt voorzien in een woningbouwlocatie van maximaal 12 woningen, bestaande uit losse woningen op een andere, verschillende locaties dan voornoemde ontwikkeling. Appellanten stellen dat het bestemmingsplan in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, Bro en de provinciale Ladder is vastgesteld. De raad stelt dat het bestemmingsplan niet voorziet in een stedelijke ontwikkeling en dus niet hoeft te worden getoetst aan de Ladder. De raad meent dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling omdat (slechts) slechts twee woningen en een kapschuur worden gerealiseerd en dat de andere woningbouwlocatie waarin het bestemmingsplan voorziet een ontwikkeling betreft die uit het voorheen geldende plan is overgenomen.

Geen stedelijke ontwikkeling

De Afdeling gaat mee met de raad en oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die aan de Ladder moet worden getoetst. Daartoe overweegt de Afdeling het volgende.

Allereerst acht de Afdeling de eerste ontwikkeling - de ontwikkeling van maximaal twee nieuwe woningen en de nieuw kapschuur - een kleinschalige ontwikkeling, en dus geen stedelijke ontwikkeling die aan de treden van de Ladder moet worden getoetst.

Vervolgens overweegt de Afdeling dat de ontwikkeling van de andere 12 woningen niet maakt dat wel sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Deze beoogde woningbouw kan niet als een met de bouw van de twee voorziene woningen samenhangende ontwikkeling worden aangemerkt. Waarom niet? De Afdeling acht twee omstandigheden relevant hierbij. Ten eerste overweegt de Afdeling dat het voorheen geldende bestemmingsplan al voorzag in een uitwerkingsplicht voor de bouw van nieuwe woningen op deze locaties. Die uitwerkingsplicht wordt nu overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Ten tweede acht de Afdeling relevant dat deze woningen worden ontwikkeld op locaties verspreid over het buitengebied van de gemeente Wassenaar. Vanwege de onderlinge afstand tussen de verschillende locaties, kunnen deze locaties niet gezamenlijk als één woningbouwlocatie worden aangemerkt.

Geen stedelijke ontwikkeling dus.

Woningbouwlocatie

De overweging van de Afdeling over het al dan niet aanmerken als woningbouwlocatie van los van elkaar te ontwikkelen woningen is niet nieuw. Al eerder verscheen een blogbericht over dit onderwerp. Het is dus van belang hoever de te ontwikkelen woningen van elkaar gelegen zijn. Uitsluitend een woningbouwlocatie bestaande uit 14 woningen of meer lijkt een stedelijke ontwikkeling te zijn die aan de Ladder moet worden getoetst. Als echter 14 woningen of meer zo worden ontwikkeld dat zij niet allen gezamenlijk als één woningbouwlocatie moeten worden aangemerkt, dan is sprake van meerdere, kleinschalige ontwikkelingen en kom je dus niet toe aan de toets van de Ladder.

Uitwerkingsplicht in een bestemmingsplan

Wel nieuw is de wijze waarop de Afdeling bij de vraag of sprake is van één woningbouwlocatie laat meewegen dat woningen deels al onder een voorheen geldend plan gerealiseerd konden worden. In het onderhavige geval konden 12 van de 14 woningen al gerealiseerd worden op basis van het vorige plan. De Afdeling weegt deze omstandigheid mee bij de afweging of al dan niet sprake is van één woningbouwlocatie. Kennelijk speelt de vraag of iets als een nieuwe ontwikkeling dan wel een onbenutte planologische mogelijkheid moet worden aangemerkt, een rol bij de vraag of iets als één stedelijke ontwikkeling moet worden aangemerkt.

Bron: AbRvS 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:903

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail

Contact

Laura van der Meulen
Laura van der Meulen