Home Kennis Spoedeisende bestuursdwang wegens overtreding artikel 13 Wbb

Spoedeisende bestuursdwang wegens overtreding artikel 13 Wbb

10 december 2015
Katrien Winterink

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 december jl. uitspraak gewezen over de toepassing van spoedeisende bestuursdwang wegens overtreding van artikel 13 juncto artikel 10 lid 1 Wet bodembescherming (Wbb).

Spoedeisende bestuursdwang

Toezichthouders troffen op een openbare weg in Nijmegen een trailer met daarop een SRV-wagen aan. Uit het motorblok van de SRV-wagen lekte zwarte olie die door de houten bodem van de trailer op de weg terecht kwam. Ook lekte er benzine uit een kapotte benzinetank van de wagen die via de bodem van de trailer rechtstreeks in de hemelwaterafvoer liep. Teneinde bodemverontreiniging te voorkomen heeft het college de trailer met wagen wegens overtreding van artikel 13 juncto artikel 10 lid 1 Wbb met toepassing van spoedeisende bestuursdwang laten verwijderen. Het college merkt de eigenaar van de SRV-wagen aan als overtreder nu hij de trailer en wagen in slechte staat voor langere tijd onbeheerd heeft achtergelaten.

Oordeel Afdeling

Het betoog van de overtreder dat hij niet heeft veroorzaakt dat uit de SRV-wagen vloeistoffen zijn gaan lekken, omdat hij de wagen in volle glorie op het terrein heeft achtergelaten en dat er toen als gevolg van een brand die daarin heeft gewoed geen vloeistoffen meer aanwezig konden zijn, faalt. Ook het betoog dat onbekende derden benzine in de tank en olie in het motorblok hebben gedaan kan de eigenaar niet baten. De eigenaar heeft het rapport waarop hij zijn stellingen baseert niet overgelegd en heeft niet zelf gecontroleerd of er nog brandbare stoffen in de wagen aanwezig waren. Ook acht de Afdeling het niet aannemelijk dat de onbekende derden de benzinetank met benzine hebben gevuld, respectievelijk olie in het motorblok hebben gegoten en de wagen gedeeltelijk van de trailer hebben geduwd.

De Afdeling neemt – op grond van de stelling van de eigenaar dat hij de wagen niet heeft hersteld na de brand en de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2011 waarin reeds is vastgesteld dat het voertuig door de brand ernstige schade heeft opgelopen – aan dat de eigenaar de SRV-wagen in zwaar beschadigde toestand en zonder deze deugdelijk aan de trailer te bevestigen heeft neergezet en daar gedurende langere tijd heeft achtergelaten. De Afdeling stelt vast dat de eigenaar heeft nagelaten voldoende voorzorgsmaatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat als nevengevolg van het onbeschermd achterlaten van een zwaar beschadigd voertuig olie en benzine uit dit voertuig op of in de bodem zouden terechtkomen. De Afdeling komt tot het oordeel dat het college terecht voornoemd handelen als een handeling als bedoeld in artikel 10 lid 1 Wbb heeft aangemerkt en terecht heeft geoordeeld dat de eigenaar door het niet nemen van maatregelen om verontreiniging van de bodem te voorkomen in strijd heeft gehandeld met de in artikel 13 Wbb vervatte zorgplicht.

Bron: AbRvS 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3753