Home Kennis Nieuwe stedelijke ontwikkeling? Vergelijk met de feitelijk bestaande situatie!

Nieuwe stedelijke ontwikkeling? Vergelijk met de feitelijk bestaande situatie!

1 juli 2016
Laura van der Meulen

De Ladder is alleen van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, hangt af van de vergelijking van het nieuwe besluit met het oude besluit. Alleen als het nieuwe besluit ten opzichte van het oude besluit leidt tot nieuw ruimtebeslag of ‘zodanige functiewijziging’, moet aan de Ladder worden getoetst. Maar wat nu als het voorheen geldende plan zijn rechtsgevolg heeft verloren?

Wat was er aan de hand?

Aan de orde is het bestemmingsplan “Lage Weide” van de gemeente Utrecht. Het bestemmingsplan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor het bedrijventerrein Lage Weide. Dit bedrijventerrein bestaat al sinds de jaren ’40 van de vorige eeuw. Lange tijd gold een groot aantal bestemmingsplannen voor dit plangebied, die voor het merendeel verouderd waren. Met het bestemmingsplan beoogt de gemeente de bestaande bebouwing en het gebruik van de gronden als zodanig te bestemmen. Verder wordt een beperkte uitbreidingsmogelijkheid geboden en is een aantal afwijkingsbevoegdheden opgenomen die voorzien in de mogelijkheid om onder voorwaarden een verdere bedrijfsuitbreiding te faciliteren.

Volgens  appellanten  is  het plan in strijd is met de Ladder voor duurzame verstedelijking. Aangevoerd wordt dat nu het plan het mogelijk maakt om bedrijven tot en met categorie 4.1 te vestigen (en met afwijking tot 5.1) terwijl in de huidige situatie voornamelijk bedrijven met milieucategorie 3.2 en lager zijn gevestigd, het plan voorziet in uitbreidingsruimte. Nu uit het plan niet blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, is sprake van strijd met artikel 3.1.6, lid 2, onder a, Bro, aldus appellante.

Geen nieuwe stedelijke ontwikkeling

Het betoog slaagt niet. De Ladder is namelijk niet van toepassing, zo oordeelt de Afdeling. En dat komt omdat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daartoe is het volgende van belang.

Het vorige plan dat gold voor de plandelen die worden bestreden betreft het "Uitbreidingsplan in hoofdzaak Lageweide". Dit plan is op 13 augustus 1962 in werking is getreden. Het plan is daarmee tot stand gekomen onder de toen nog geldende Woningwet 1901. Uit de Invoeringswet Wro volgt dat die plannen hun rechtsgevolg behouden tot 5 jaar na de inwerkingtreding van de Wro. De Afdeling verwijst op dit punt ook naar een eerdere uitspraak (AbRvS 10 maart 2010 in zaak nr. 200907266/1/H1). Daarmee heeft het uitbreidingsplan op 1 juli 2013 zijn rechtsgevolg verloren. Waarmee moet dan worden vergeleken om te kunnen beoordelen of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling?

De Afdeling maakt een vergelijking tussen het bestemmingsplan en de feitelijk bestaande situatie. Volgens de Afdeling sluit het plan wat betreft de daarin opgenomen bouw- en gebruiksmogelijkheden aan bij de feitelijk bestaande situatie die op grond van het vorige plan is gerealiseerd, dan wel nadien door middel van verleende vergunningen. Er wordt niet voorzien in nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden waardoor sprake is van nieuw ruimtebeslag of verruiming van de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van de bestaande situatie. En daarmee is volgens de Afdeling geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Het enkele gegeven dat een hogere milieucategorie wordt mogelijk gemaakt ten opzichte van de feitelijke bestaande situatie, leidt niet tot een andere conclusie. Volgens de Afdeling is dat onvoldoende om te spreken van een ‘zodanige functiewijziging’ op basis waarvan ook zonder nieuw ruimtebeslag sprake zou zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Datzelfde geldt voor de afwijkingsbevoegdheden waarmee een nog hogere milieucategorie of de vestiging van een Bevi-inrichting kan worden toegestaan. Van belang is dat het gehele bedrijventerrein is uitgegeven, er kan dus met het nieuwe plan geen sprake zijn van nieuw ruimtebeslag.

Bron: AbRvS 29 juni 2016, nr. 201408365/1/R2

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail

Contact

Laura van der Meulen
Laura van der Meulen