Home Kennis Ffw: Landelijke vrijstellingslijst is geen volledige vrijbrief

Ffw: Landelijke vrijstellingslijst is geen volledige vrijbrief

20 januari 2016
Roelof Reinders

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft op 13 januari jl. uitspraak gedaan over het afschot van konijnen op Terschelling. De Afdeling oordeelt dat de grondgebruiker op het moment van optreden moet kunnen aantonen dat hij belangrijke schade, als bedoeld in artikel 65 Flora- en faunawet (hierna: Ffw), tracht te voorkomen.

Onder omstandigheden wordt het wenselijk geacht om beschermde inheemse diersoorten – zoals konijnen - te kunnen bestrijden. Artikel 65 Ffw biedt daarvoor de wettelijke basis. Op grond van dit artikel kunnen diersoorten die in het gehele land of delen daarvan schade aanrichten, worden geplaatst op zogenoemde nationale of provinciale vrijstellingslijsten. Voor deze soorten is het toegestaan om de handelingen genoemd in de artikelen 9-12 Ffw te verrichten, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of schade aan fauna. In haar uitspraak van 13 januari jl. benadrukt de Afdeling dat een grondgebruiker, op het moment dat hij optreedt, moet kunnen aantonen dat hij met zijn handelen belangrijke schade tracht te voorkomen. Wordt dit niet aangetoond, dan is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 65 Ffw en kan het verzoek om handhavend op te treden tegen dit handelen dus ook niet worden afgewezen op de grond dat voldaan is aan de voorwaarden van dit artikel.

Wat was er aan de hand

Door de Stichting De Faunabescherming was een verzoek ingediend bij de staatssecretaris om handhavend op te treden tegen het afschot van konijnen op Terschelling door Staatsbosbeheer. Uit een brief van Staatsbosbeheer kon worden opgemaakt dat op deze dieren werden geschoten om (verdere) schade aan zomerhuisjes en fietspaden te voorkomen. Ofschoon  het dus niet ging om schade als bedoeld in artikel 65 Ffw, zag de staatssecretaris geen reden om handhavend op te treden. Volgens de staatssecretaris bestond er namelijk concreet zicht op legalisatie, nu gedeputeerde staten van de Provincie Friesland op grond van artikel 67 of 68 Ffw ontheffing dan wel vrijstelling kan verlenen van de verboden als neergelegd in de artikelen 9-12 Ffw.

De staatssecretaris handhaafde deze afwijzing in het besluit op bezwaar. Volgens de staatssecretaris was (alsnog) voldaan aan de voorwaarden van artikel 65 Ffw, nu uit een aanvraag voor een ontheffingsvergunning voor het afschieten van konijnen op Terschelling naar voren was gekomen dat konijnen schade aan vee en gewassen veroorzaken. Dit zou ook door de pachters van de betrokken gronden zijn verklaard. Verder was het naar opvatting van de staatssecretaris niet nodig om aan te tonen dat het gaat om belangrijke schade of dat er geen andere bevredigende oplossingen waren dan afschot. Zulks zou namelijk al voortvloeien uit het feit dat het konijn op de nationale vrijstellingslijst is geplaatst.

Oordeel rechtbank

Volgens de rechtbank brengt het plaatsen van het konijn op de landelijke vrijstellingslijst met zich dat de grondgebruiker voorafgaand aan het afschot van konijnen geen onderzoek hoeft te doen naar de noodzaak daarvan om schade aan gewassen te voorkomen of beperken. Daarnaast acht de rechtbank aangetoond dat in dit geval met het afschieten van konijnen getracht is belangrijke schade aan flora en fauna te voorkomen. Naar oordeel van de rechtbank is dan ook voldaan aan de voorwaarden van artikel 65 Ffw. De Faunabescherming gaat hiertegen in hoger beroep.

Oordeel Afdeling

De Afdeling geeft De Faunabescherming gelijk. Daarbij besteedt de Afdeling eerst aandacht aan het juridisch kader. Het konijn is aangewezen als beschermde inheemse diersoort die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanricht en kan deze soort worden afgeschoten ter voorkoming van belangrijke schade aan onder meer gewassen en vee.[1] De Afdeling overweegt dat met de plaatsing van het konijn op de landelijke vrijstellingslijst, vast is komen te staan dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat voor de bestrijding van de schade dan het afschot van konijnen alsook dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. In individuele gevallen hoeft de grondgebruiker dan niet meer te beoordelen of de soort belangrijke schade aanricht, omdat die afweging al is gemaakt bij het besluit tot verlening van de vrijstelling. Volgens de Afdeling vloeit uit de wetsgeschiedenis evenwel voort dat voor de toepassing van artikel 65 Ffw een grondgebruiker, op het moment dat hij optreedt, aan moet kunnen tonen dat hij belangrijke schade als bedoeld in dat artikel tracht te voorkomen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de staatssecretaris dat in deze zaak niet aangetoond. Daarbij verwijst zij naar de brief van Staatsbosbeheer, waarin vermeld staat dat zich geen landbouwschade voordoet, maar uitsluitend sprake is van schade aan zomerhuisjes en fietspaden. Ook maakt de Afdeling korte metten met de verklaringen van de pachters. Deze verklaringen behelzen niet meer dan een op papier voorgedrukt verzoek van de pachters om schadebestrijding van konijnen zonder dat deze verklaringen ondersteund worden door objectieve en controleerbare gegevens, aldus de Afdeling. De staatssecretaris kon aan deze stukken niet de conclusie verbinden dat zich belangrijke schade voordeed aan vee en gewassen.

Het eindoordeel van de Afdeling luidt dat niet is aangetoond dat de grondgebruikers aanleiding hadden over te gaan tot beheer- en schadebestrijding van het konijn ter voorkoming van belangrijke schade als bedoeld in artikel 65 Ffw. De staatssecretaris heeft het verzoek om handhaving dan ook niet mogen afwijzen op de grond dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 65 Ffw.

De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond. De staatssecretaris moet een nieuw besluit op bezwaar nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Daarbij moet de staatssecretaris in zijn beoordeling mede betrekken of concreet zicht op legalisatie bestaat door verlening van een ontheffing door gedeputeerde staten van de provincie Friesland.

[1] Artikel 65, eerste lid, onderdeel a Ffw jo. artikel 2 Besluit beheer en schadebestrijding dieren jo. Bijlage 1 bij dat besluit jo. artikel 1 Regeling beheer en schadebestrijding dieren. 

Bron: AbRvS 13 januari 2016, nr. 201409932/1/A3