Home Kennis Onduidelijkheid over de Europese Dienstenrichtlijn: de Afdeling stelt prejudiciële vragen

Onduidelijkheid over de Europese Dienstenrichtlijn: de Afdeling stelt prejudiciële vragen

15 januari 2016
Daniëlle Roelands - Fransen

Op 13 januari jl. januari jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zes prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie in Luxemburg gesteld over de reikwijdte van de Europese Dienstenrichtlijn Dienstenrichtlijn. De Afdeling heeft in juli 2014 al eerder vragen gesteld aan het Hof van Justitie over deze Dienstenrichtlijn, maar na beantwoording hiervan bij arrest van het Hof van 1 oktober 2015 van 1 oktober 2015 bestaan er nog steeds vragen over onder andere het toepassingsbereik van de richtlijn.

Wat is er aan de hand?

De gemeenteraad van Appingedam heeft het bestemmingsplan 'Stad Appingedam' vastgesteld, dat betrekking heeft op het zogeheten Woonplein aan de rand van de gemeente. Dit plein is een winkelgebied voor volumineuze detailhandel, zoals meubelen, keukens en bouwmaterialen. In het bestemmingsplan is bepaald dat daar geen plek is voor kleinere detailhandelszaken om zo het centrum te beschermen tegen leegstand en zo de leefbaarheid van de binnenstad te beschermen. Appellant (Bristol) is het hier niet mee eens en is van mening dat de gemeenteraad in strijd handelt met de Dienstenrichtlijn door daar alleen detailhandel in omvangrijke goederen toe te staan. Zij meent dat binnen het bestemmingsplan ook detailhandel in schoenen en kleding mogelijk gemaakt moet worden.

Prejudiciële vragen

Zoals eerder gezegd bestaan er bij de Afdeling twijfels over de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn, de Afdeling wil hier meer duidelijk over en stelt zodoende de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie:

  1. Is het begrip “dienst” uit de Dienstenrichtlijn van toepassing op detailhandel, dat bestaat uit de verkoop van goederen aan consumenten?
  2. Zo ja, vallen voorschriften inzake ruimtelijke ordening, die ertoe strekken de leefbaarheid van het stadscentrum te behouden en leegstand tegen te gaan, onder de reikwijdte van de Richtlijn?
  3. Zo ja, is in een geval zoals hier aan de orde sprake van een zuiver interne situatie (lees: geen grensoverschrijdende situatie) en is de Dienstenrichtlijn dan daarop van toepassing?
  4. Is de Dienstenrichtlijn van toepassing, dan rijst de vraag of de ruimtelijke-ordeningsvoorschriften in deze zaak dan moeten worden aangemerkt als “eis” of als “vergunningsstelsel” zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn?
  5. Afhankelijk hiervan wil de Afdeling van het Hof van Justitie weten of deze voorschriften uit het bestemmingsplan in strijd zijn met het inhoudelijke toetsingskader van de Europese Dienstenrichtlijn.
  6. Mocht het antwoord op vraag 3 ontkennend zijn waardoor de Dienstenrichtlijn niet van toepassing is, dan vraagt de Afdeling zich af of de algemene verdragsbepalingen voor het vrij verkeer gelden en aan de ruimtelijke-ordeningsvoorschriften van het bestemmingsplan in de weg staan.

Waarom belangrijk?

De zaak is voor het ruimtelijke ordeningsbeleid van gemeenten potentieel van groot belang. Mocht door het Hof worden verklaard dat de Dienstenrichtlijn hier van toepassing is én dat de voorschriften die bepalen dat kleinere detailhandel zich niet op het Woonplein mag vestigen, in strijd zijn met deze richtlijn, dan zijn in feite assortimentsbeperkingen voor detailhandel in ruimtelijke uitvoeringsplannen in strijd met de Dienstenrichtlijn. Dit zou grote gevolgen hebben voor het ruimtelijke ordeningsbeleid van gemeenten met betrekking tot detailhandel hetgeen er op gericht is om leegstand in stad- en dorpscentra vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening tegen te gaan.

Europese Dienstenrichtlijn: Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad

Bron uitspraak: ABRvS 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75

Bron eerdere uitspraak van het Hof: Hof van Justitie, 1 oktober 2015, C-340/14 en C-341/14, ECLI:EU:C:2015:641 van Justitie, 1 oktober 2015, C-340/14 en C-341/14, ECLI:EU:C:2015:641