Home Kennis Een uitzondering op de regel: onevenredigheid staat handhaving in de weg

Een uitzondering op de regel: onevenredigheid staat handhaving in de weg

13 december 2019
Marije van Mannekes
en
Roelof Reinders

Tegen de achtergrond van de huidige woningnood en de door de jaren heen sterk verbeterde kwaliteit van vakantiehuisjes komt het nogal eens voor: recreatiewoningen die permanent worden bewoond. Die situatie is echter vaak in strijd met het bestemmingsplan en daarmee illegaal. De beginselplicht tot handhaving brengt dan met zich mee dat de gemeente, wanneer deze zelf illegale bewoning constateert of hiervan op de hoogte wordt gesteld door omwonenden, in principe zal moeten ingrijpen. Het opleggen van een last onder dwangsom aan de eigenaar van een recreatiewoning wanneer het voornemen tot het opleggen van de last is verstuurd toen de overtreding al was beëindigd én de last bijna een jaar later daadwerkelijk wordt opgelegd, is echter onevenredig. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 november 2019.

Waar ging de zaak over?

Een eigenaar laat zijn recreatiewoning in Sint-Annaland permanent bewonen. Nu op het perceel waarop de recreatiewoning is gelegen de bestemming "recreatie" rust en niet de bestemming “wonen’, is dit in strijd met het bestemmingsplan. Het college van burgemeester en wethouders van Tholen (het college) besluit daarop de eigenaar een last onder dwangsom op te leggen. Dit onderbouwt het college met dat de last onder dwangsom berust op verschillende controles bij de recreatiewoning. Tijdens deze controles voorafgaand aan het besluit heeft de huurder van de woning verklaard dat hij voorlopig in de vakantiewoning zal wonen, al sinds een tijd regelmatig in de recreatiewoning verblijft en dat hij in de Basis Registratie Personen is ingeschreven bij zijn zus en haar gezin in Rotterdam.

De eigenaar voert hiertegen aan dat handhaving van het dwangsombesluit niet redelijk is. De vakantiewoning wordt inmiddels niet langer bewoond en de huurovereenkomst met de toenmalige bewoner is opgezegd. Ook handelt het college volgens de eigenaar op basis van het Uitvoeringsprogramma “Handhavend optreden tegen permanente bewoning van recreatieverblijven”. Het begrip ‘permanente bewoning’ in het uitvoeringsprogramma legt het college te ruim uit.

Nadat de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een overtreding nu het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de recreatiewoning in strijd wordt bewoond met het bestemmingsplan, komt de zaak voor bij de Afdeling.

Het oordeel van de Afdeling

De Afdeling concludeert kort maar krachtig dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruik van de vakantiewoning in strijd is met het bestemmingsplan. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het feit dat iemand op een ander adres dan dat van de recreatiewoning staat ingeschreven en op het adres waar hij staat ingeschreven niet over zelfstandige woonruimte beschikt, een aanwijzing is dat hij zijn vakantiewoning als hoofdverblijf gebruikt. Het college is daarom in beginsel bevoegd een last onder dwangsom op te leggen. Vervolgens stelt de Afdeling dat het bestemmingsplan ten grondslag ligt aan de handhaving. Het begrip ‘permanente bewoning’ en de vraag of deze beschrijving in overeenstemming is met het Uitvoeringsprogramma is daarom niet relevant.

Tot slot staat de redelijkheid van het dwangsombesluit centraal. Nu het college bevoegd is tot handhaving, dient het in beginsel dan ook tot handhaving over te gaan. Slechts onder bijzondere omstandigheden wordt anders verwacht. De Afdeling oordeelt dat in dit geval handhaving onevenredig is, omdat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat hiermee in de gegeven omstandigheden een wezenlijk belang wordt gediend. De eigenaar heeft de vooraanschrijving anderhalf jaar na de controles ontvangen, toen de overtreding inderdaad niet meer plaatsvond. Daar komt bij dat het college de last bijna een jaar later daadwerkelijk oplegt, zonder dat er nieuwe overtredingen zijn geconstateerd. Onder deze omstandigheden is het opleggen van een last onevenredig. De Afdeling vernietigt het dwangsombesluit.

Tot slot

De Afdeling maakt in deze uitspraak weer eens duidelijk dat de beginselplicht tot handhaving uitzonderingen kent. Bij het opleggen van een last onder dwangsom moet een bestuursorgaan aannemelijk kunnen maken dat hiermee een wezenlijk belang wordt gediend en dat het opleggen van de last daadwerkelijk evenredig is. In deze zaak oordeelt de Afdeling dat het college hierin te kort schiet.

Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling van 27 november 2019. ECLI:NL:RVS:2019:4002.