Home Kennis Causaal verband en toerekenbaarheid bij de rechtmatige overheidsdaad

Causaal verband en toerekenbaarheid bij de rechtmatige overheidsdaad

18 juli 2019
Jelmer Procee
en
Matthijs Timmer

Artikel 22 van de Tracéwet bepaalt dat schade die een belanghebbende lijdt ten gevolge van een tracébesluit, voor vergoeding in aanmerking komt. Deze vergoeding is een vorm van nadeelcompensatie. Het is meestal evident of schade een gevolg is van een tracébesluit: de waardedaling van een woning omdat opeens in de buurt van de woning een weg wordt geprojecteerd is het logische voorbeeld. Het wordt ingewikkelder wanneer een tracébesluit weliswaar een noodzakelijke voorwaarde is voor bepaalde schade, maar deze schade zich alleen voordoet als ook een aantal andere gebeurtenissen plaatsvinden. Is de schade dan nog wel toerekenbaar aan het bestuursorgaan dat het tracébesluit neemt? Dit causaliteitsvraagstuk speelde recentelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in een uitspraak van 26 juni 2019.

De kwestie

Deze zaak draaide om tankstationexploitant De Lucht. Hij had een verzoek tot nadeelcompensatie gedaan, omdat zijn tankstation geamoveerd moest worden vanwege het Tracébesluit A2. Een complicerende factor was echter dat De Lucht de nodige gronden niet rechtstreeks van de Staat huurde, maar van Shell Verkoopmaatschappij Nederland B.V. (Shell). Shell was bovendien de houder van de nodige vergunningen om op de bewuste plek een tankstation te hebben – met De Lucht was slechts een exploitatieovereenkomst gesloten. Voor de uitvoering van het tracébesluit zijn de vergunningen van Shell ingetrokken, reden waarom Shell vervolgens de exploitatieovereenkomst heeft opgezegd. De Lucht en Shell zijn nadien geen nieuwe overeenkomst aangegaan voor de vervangende gronden die Shell van de Staat kon huren, 40 meter vanaf de oude locatie.

De Lucht stelt dat de inkomensschade die hij lijdt omdat hij niet langer zijn tankstation kan exploiteren, een gevolg is van het tracébesluit en vergoed moet worden. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is het in zoverre met De Lucht eens dat het tracébesluit een condicio sine qua non is voor de schade – zonder het tracébesluit zou de exploitatieovereenkomst tussen Shell en De Lucht waarschijnlijk niet zijn beëindigd. Maar, zo stelt de Minister, omdat de schade in de eerste plaats het gevolg is van (het eindigen van) de privaatrechtelijke relatie tussen Shell en De Lucht, kan deze niet meer aan hem worden toegerekend.  Het verzoek om nadeelcompensatie wordt dan ook afgewezen.

Maatstaven voor toerekenbaarheid

Deze afwijzing houdt bij de Afdeling stand. Met de Minister oordeelt de Afdeling dat, hoewel er een causaal verband is, de besluitvorming en schade in een te ver verwijderd verband van elkaar staan. Interessant aan de redenering van de Afdeling is dat aansluiting wordt gezocht bij de klassieke civielrechtelijke factoren die van belang zijn voor toerekening: de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de geleden schade. De Lucht lijdt vermogensschade, die uit zijn aard noopt tot wat minder snelle toerekening dan letselschade. Maar vooral de aard van de aansprakelijkheid is relevant. Deze volgt uit het beginsel van gelijkheid van de openbare lasten: de aansprakelijkheid die het gevolg is van rechtmatige besluitvorming ten behoeve van het algemeen belang, waardoor een kleine groep (toch) schade lijdt. Hoewel de Afdeling het niet uitdrukkelijk overweegt, spreekt hieruit de duidelijke (en begrijpelijke) suggestie dat toerekening in geval van rechtmatige besluitvorming minder snel aan de orde is dan bij onrechtmatige besluitvorming of ander onrechtmatig handelen. Wij merken overigens op dat, hoewel de Afdeling hier niet uitdrukkelijk op ingaat, de beoordeelde toerekenbaarheid die is van artikel 6:98 BW (toerekenbaarheid van de schade vanwege een gebeurtenis waarvoor de dader al aansprakelijk is aan de dader). Het lijdt geen twijfel dat het besluit zelf aan de Minister toerekenbaar is (vgl. artikel 6:162 lid 3).

Deze uitspraak vormt zo weer een bevestiging dat de beoordeling van de toerekenbaarheid bij een schade vanwege een onrechtmatige daad door de civiele rechter en vanwege een rechtmatige daad door de bestuursrechter gebeurt met dezelfde leer van de redelijke toerekening. De in het civiele recht ontwikkelde factoren zijn in het bestuursrechtelijke schadevergoedingsrecht eveneens goed bruikbaar.

Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019.