Home Kennis Bij vergunning voor dakterras onderscheid maken tussen een studentenwoning of een gezinswoning. Ruimtelijk relevant of discriminatie?

Bij vergunning voor dakterras onderscheid maken tussen een studentenwoning of een gezinswoning. Ruimtelijk relevant of discriminatie?

11 september 2020
Marije van Mannekes
en
Roelof Reinders

Maastricht is een van de kleinere studentensteden die Nederland kent en telt ongeveer 22.000 studenten, waarvan er zo’n 17.000 op kamers wonen. Ook al is het een relatief kleine studentenstad, ook hier lopen de levens van studenten andere bewoners niet altijd met elkaar in de pas. En dat kan tot frictie leiden. Zo ook in deze zaak. Een studentenhuis midden in de binnenstad vroeg voor het gebruik van hun dakterras een vergunning aan, die het college van burgemeester en wethouders van Maastricht verleende. Omwonenden betoogden echter dat de aanwezigheid van een dakterras bij studenten al snel gepaard gaat met geluidsoverlast tot in de kleine uurtjes. Het college van burgemeester en wethouders heeft volgens hen bij het verlenen van de vergunning niet meegenomen dat het hier om een studentenwoning gaat. Had het college dit moeten doen, of is dit juist discriminerend?

Waar ging de zaak over?

Een pand in de binnenstad van Maastricht wordt bewoond door verschillende studenten. Op de eerste verdieping heeft het drie kamers en op de tweede verdieping twee. Daarnaast heeft het pand een ruim dakterras, gelegen tussen omliggende panden. Alle bewoners hebben tot dit dakterras toegang. Waar dit terras eerst zonder vergunning werd gebruikt vragen de studenten deze uiteindelijk aan en het college verleent daarop de vergunning, ondanks strijdigheid met het bestemmingsplan. Omwonenden vrezen echter meer overlast van het terras en gaan in bezwaar. Het college verklaart het bezwaar ongegrond. Bij de rechtbank hebben de omwonende meer succes. Het college heeft volgens de rechtbank ten onrechte niet meegewogen dat het pand wordt bewoond door studenten. En dit verschil kan volgens de rechtbank van invloed zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving. De levensstijl van een studentenhuis en de levensstijl van een gezinswoning verschilt nu eenmaal van elkaar. Immers zijn studenten vaker in de nachtelijke uren actief en zullen hierbij ook eventueel overlast kunnen veroorzaken. Houdt dit oordeel bij de Afdeling stand?

Oordeel Afdeling

Ja. De Afdeling gaat niet mee in het betoog van het college dat in de besluitvorming de leeftijd van de studenten niet meegenomen dient te worden en het discriminerend is om een onderscheid te maken tussen het gebruik van een dakterras door studenten en het gebruik van een dakterras door andere personen. In lijn met de rechtbank oordeelt de Afdeling namelijk dat er een ruimtelijk relevant verschil is tussen het gebruik van een pand voor kamerverhuur of het bewonen van een pand door een huishouden. Dit heeft een wezenlijk ander effect op het woon- en leefklimaat van de omgeving, met name de geluidsoverlast. De relevantie zit daarbij zowel in het leeftijdsverschil tussen omwonenden en studenten als in de verschillende levensstijlen. Het maken van dit onderscheid bij de beoordeling van een aanvraag is dan ook gerechtvaardigd en het besluit van het college is onvoldoende onderbouwd. Het college dient naar aanleiding van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.

Relevantie voor de praktijk

Er bestaat kortom een ruimtelijk relevant verschil tussen het gebruik van een pand voor kamerverhuur en de bewoning van een pand door één huishouden, omdat dit van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving. Dit ruimtelijk relevante verschil geldt te meer bij kamerverhuur aan studenten, alleen al vanwege de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de te onderscheiden groepen bewoners. Een verschil in beoordeling tussen enerzijds panden die worden gebruikt voor kamerverhuur – in het bijzonder aan studenten – en anderzijds bewoning door één huishouden, is daarom gerechtvaardigd. Dit is niet discriminerend is en juist vanuit de ruimtelijke relevantie een belangrijk onderscheid.

Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020. ECLI:NL:RVS:2020:1907.