Home Kennis Behoud cultuurhistorisch erfgoed: een dwingende reden van groot openbaar belang

Behoud cultuurhistorisch erfgoed: een dwingende reden van groot openbaar belang

3 november 2016
Julian Kramer

Op woensdag 26 oktober 2016 deed de Afdeling bestuursrechtsspraak (ABRvS) een interessante uitspraak over een ontheffing op basis van de Flora en Faunawet (Ffw) voor het Fort Uitermeer. De Afdeling merkt een cultuurhistorisch belang aan als een dwingende reden van groot openbaar belang.

Achtergrond en feiten 

In deze zaak gaat het om Fort Uitermeer, dat gelegen is in de gemeente Weesp nabij het Naardermeer en de rivier de Vecht. De provincie Noord-Holland is eigenaar van Fort Uitermeer en wil het terrein toegankelijk maken voor een breder publiek. Om hier in te voorzien wil de provincie Noord-Holland het Fort onder meer voorzien van een restaurant en een congresruimte. Gelet op de beschermde diersoorten die in het plangebied voorkomen, is een ontheffing vereist op basis van de Ffw. In beroep tegen de verleende ontheffing heeft rechtbank Rotterdam overwogen dat de staatssecretaris in redelijkheid de ontheffing heeft kunnen verlenen, nu er geen andere bevredigende oplossing bestaat voor de herinrichting van Fort Uitermeer. Bijzonder aan de uitspraak van de rechtbank is dat de rechtbank het cultuurhistorisch belang als een dwingende reden van groot openbaar belang aanmerkt.

Ontheffing op basis van dwingende redenen van groot openbaar belang 

De grondslag voor het verlenen van een Ffw-ontheffing is neergelegd in art. 75 lid 3. In het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, staatmeer in detail de ontheffingspraktijk uitgewerkt. De toetsingscriteria voor ontheffing verschillen per dier- of plantensoort en zijn ingegeven vanuit de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Slechts voor een aantal diersoorten geldt dat er ontheffing mogelijk is vanwege “dwingende redenen van groot openbaar belang”. De wetgever heeft het in het midden gelaten wat deze dwingende redenen van groot openbaar belang zouden kunnen zijn. De Afdeling heeft dwingende redenen van groot openbaar belang inmiddels redelijk ingekleurd: het regionaal werkgelegenheidsbelang, (regionale) woningbehoefte,  doorstroming, verkeersveiligheid, ontsluiting en leefbaarheid, duurzame energie en het belang van de Nederlandse economie. De rechtbank Rotterdam lijkt hier een nieuwe categorie aan te hebben toegevoegd: het belang van behoud van het cultuurhistorisch erfgoed. Het bleef echter de vraag of de Afdeling zich kon vinden in de opvatting van de rechtbank.

De afdelingsuitspraak van 26 oktober 2016 

De Afdeling bevestigt het oordeel van de rechtbank. Met initiatieven ter instandhouding van het fort op de lange termijn en daarmee het behoud van cultuurhistorisch erfgoed, kan een dwingende reden van groot openbaar belang zijn gediend. Dit belang heeft de staatssecretaris in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van het voorkomen van aantasting van de vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten, omdat die aantasting in dit geval gering en veelal tijdelijk is, aldus de Afdeling. De staatssecretaris sluit daarbij terecht aan bij het arrest van het Hof van Justitie van 20 september 2007 (Commissie tegen Italië).

Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk 

Voor ruimtelijke projecten biedt het regime van Ffw (in lijn met de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn) relatief weinig ontheffingsmogelijkheden. Deze ruimte is beperkt tot het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van openbaar belang. Uit de uitspraak van de Afdeling volgt dat het behoud van cultuurhistorisch erfgoed mede een dwingende reden van groot openbaar belang kan zijn. Een ontwikkeling die valt toe te juichen, gelet op het doorgaans beperkte ontheffingsruimte onder de Ffw.

Bronnen:

- AbRvS 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2788

-  HvJEU 20 september 2007 (Commissie tegen Italië), ECLI:EU:C:2007:532