Home Kennis Afdeling bestuursrechtspraak accepteert ‘schreeuwverbod’ in bestemmingsplan

Afdeling bestuursrechtspraak accepteert ‘schreeuwverbod’ in bestemmingsplan

Mag een gedragsaanwijzing, inhoudende dat de exploitant van een terras ervoor zorgt dat geschreeuw op dat terras door zijn personeel voorkomen wordt, in een bestemmingsplan worden opgenomen? Op woensdag 13 juni jl. wees de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) een uitspraak, waarin zij accepteerde dat een dergelijke planregel toelaatbaar is en bij het berekenen van de geluidsbelasting op de nabijgelegen woningen mag worden betrokken.

Waar ging de zaak over?

In onderhavige zaak, die zich afspeelde in de gemeente Beesel, was door de gemeenteraad een bestemmingsplan vastgesteld dat voorzag in een horecavoorziening met bijbehorend terras. In een eerdere uitspraak had de Afdeling het betreffende bestemmingsplan vernietigd, omdat de raad niet voldoende inzichtelijk had gemaakt waarom de geluidgevolgen van de in het bestemmingsplan opgenomen horecagelegenheid en het terras voor een nabijgelegen woning aanvaardbaar waren. Met het besluit dat in de onderhavige zaak centraal stond, heeft de raad beoogd dit gebrek te repareren.


In het reparatieplan is ter plaatse van de horecagelegenheid de bestemming ‘centrum’ en de aanduiding ‘horeca’ toegekend. Ook is de aanduiding ‘terras’ opgenomen. Vervolgens zijn in de planregels specifieke gebruiksregels opgenomen voor het gebruik van het terras in de vorm van voorwaardelijke verplichtingen. Zo moet er ten eerste een geluidwerend terrasscherm worden opgericht. De tweede voorwaardelijke verplichting is echter het meest interessant. Daarin stelt de raad namelijk dat het gebruik van de betreffende gronden als terras uitsluitend is toegestaan wanneer de exploitant er zorg voor draagt dat op het terras niet geschreeuwd wordt. Hiertoe moet de exploitant het personeel van de horecagelegenheid instrueren om geschreeuw van bezoekers op het terras te voorkomen. Wanneer alsnog geschreeuwd wordt, moeten direct maatregelen worden getroffen in die zin dat bezoekers worden aangesproken en dat zij bij herhaaldelijke overtreding van het terras worden verwijderd. Volgens de planregel is sprake van luid schreeuwen indien het bronvermogen van het stemgeluid meer bedraagt dan 95 dB (A) (de eenheid waarin de sterkte van het geluid in verreweg de meeste gevallen wordt weergegeven).

Appellant, die woont op het perceel waarop de horecagelegenheid is gevestigd, voert aan dat in het akoestisch rapport dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan, ten onrechte rekening is gehouden met de voorwaardelijke verplichting tot een gedragsaanwijzing voor het horecapersoneel. Hiertoe stelt appellant dat het ‘schreeuwverbod’ niet te handhaven valt. Dat zou komen omdat de exploitant en het personeel zelf moeten optreden tegen geschreeuw. Ook voert appellant aan dat de planregel pas van toepassing is als er al geschreeuwd is. Daardoor heeft de planregel geen effect op het te verwachten maximale geluidsniveau.

Het oordeel van de Afdeling

De Afdeling gaat niet mee in het betoog van appellant. Anders dan appellant heeft betoogd ziet de planregel niet alleen op het optreden tegen geluidsoverlast maar is met de planregel ook beoogd geluidsoverlast te voorkomen (notoire schreeuwers worden immers verwijderd waardoor herhaling wordt voorkomen). Derhalve is de voorwaardelijke verplichting volgens de Afdeling terecht betrokken bij het berekenen van de geluidsbelasting op de woning van appellant. De Afdeling komt vervolgens tot de conclusie dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan, onder meer door het opnemen van de voorwaardelijke verplichting, voorziet in een aanvaardbaar akoestisch klimaat ter plaatse van de woning van appellant.

Gevolgen van de uitspraak

In onderhavige zaak heeft de Afdeling kortom geoordeeld dat een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan, inhoudende een concrete gedragsaanwijzing, voldoende is om te motiveren dat een terras dat zonder die voorwaardelijke verplichting zou leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat, niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Wij zijn benieuwd in hoeverre deze uitspraak horecaondernemingen ertoe zal bewegen daadwerkelijk te zorgen voor een aanvaardbare geluidssituatie en of de Afdeling deze benaderwijze ook zal hanteren bij andere gevallen van hinder, bijvoorbeeld fietsenoverlast bij studentenwoningen.

Lees hier de volledige uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.