Home Kennis Afwijken van gedoogpraktijk zonder vastgelegd gedoogbeleid of concretisering in de last onder dwangsom? In strijd met de rechtszekerheid!

Afwijken van gedoogpraktijk zonder vastgelegd gedoogbeleid of concretisering in de last onder dwangsom? In strijd met de rechtszekerheid!

16 oktober 2018
Marije van Mannekes
en
Laura van der Meulen

Het incidenteel verhuren van een woning als vakantiewoning. In de huidige tijd van woningnood niet ongebruikelijk en zelfs veelvoorkomend. Een ontwikkeling die door overheden de laatste tijd maar al te graag aan banden wordt gelegd. Zo ook in Apeldoorn. Daar verhuurden de eigenaren van een woning  deze met enige regelmaat als vakantiewoning. Het college van burgemeester en wethouders (het college) heeft daarop de eigenaren een last onder dwangsom opgelegd. In hoger beroep oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat hoewel het college terecht handhavend heeft opgetreden, de last vanwege de gemeentelijke praktijk van gedogen onvoldoende is geconcretiseerd én dus in strijd met de rechtszekerheid is.

Voldoende onderscheid tussen wonen en recreatie

De Afdeling stelt voorop dat het verhuren van de woning voor recreatieve doeleinden in strijd is met het bestemmingsplan. De gronden met bestemming “wonen” zijn bedoeld voor wonen. Weliswaar is het begrip ‘wonen’ in het geldende bestemmingsplan niet gedefinieerd, op basis van raadpleging van de definitie daarvan in de Van Dale en de constatering dat het bestemmingsplan een duidelijk onderscheid maakt tussen wonen en recreatief verblijf, overweegt de Afdeling dat het niet de bedoeling is geweest woningen ook voor recreatief gebruik te gebruiken. Zo worden in het bestemmingsplan naast de bestemming "wonen" verschillende recreatiebestemmingen zoals "recreatie-recreatiewoning" en "recreatie-recreatieverblijf" aangeduid. Ook staan de planvoorschriften het gebruik van een woning op een woonbestemming als vakantiewoning niet expliciet toe.

Bewijslast

Verder komt de vraag aan de orde of het college heeft voldaan aan de bewijslast om de overtreding van de planregels aan te tonen. In tegenstelling tot de rechtbank vindt de Afdeling dit aannemelijk. Het feit dat de eigenaren van de woning deze ter verhuur aanbieden via de website www.micazu.nl, de eigenaren niet ontkennen dat zij de woning inderdaad op die manier verhuren en de aanwezigheid van verschillende recensies op voormelde website waaruit blijkt dat de woning in de afgelopen jaren maandelijks is verhuurd, vond de Afdeling voldoende om te concluderen dat aan de bewijslast is voldaan.

Het college was volgens de Afdeling dan ook bevoegd om handhavend op te treden tegen de eigenaren van de woning.

Last onvoldoende geconcretiseerd

Het heikele punt ligt echter bij de last onder dwangsom zelf. Het college heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld niet op te treden tegen incidentele verhuur en niet actief op zoek te gaan naar gevallen van incidentele verhuur van woningen voor recreatieve doeleinden. Het college gedoogt deze gevallen zolang deze het gebruik de woonbestemming geen geweld aandoen. In de opgelegde last onder dwangsom aan de eigenaren is echter niet aangegeven wanneer sprake is van incidentele verhuur van de woning voor recreatieve doeleinden die wordt gedoogd (waaruit dus ook niet valt af te leiden wanneer sprake is van verhuur van de woning voor recreatieve doeleinden die níet wordt gedoogd). Ook heeft het college, zoals het ter zitting heeft bevestigd, geen beleid op dit punt. Gelet hierop is de last volgens de Afdeling in strijd met de rechtszekerheid. Het college zal zijn beleid om niet op te treden tegen incidentele verhuur in algemeen beleid dan wel in de last zelf voldoende moeten concretiseren.

Les voor de praktijk

Een goede les voor de praktijk dus om hierop te letten! Wanneer een gemeente verhuur van woningen voor recreatieve doeleinden gedoogt zolang dit het gebruik van de woonbestemming geen geweld aandoet, kan de gemeente vervolgens daartegen uitsluitend  handhaven wanneer a) in de last onder dwangsom wordt aangegeven wat de gehanteerde gedoogpraktijk is, zodat begrijpelijk wordt waarom er in dat specifieke geval sprake is van een overtreding en b) deze gedoogpraktijk ook in beleid is vastgelegd, zodat hierop kan worden teruggegrepen.

Lees hier de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 september 2018.