Categorie: Jurisprudentie
door: Myrthe Nielen en Marije van Mannekes | 20 juni 2022 | Jurisprudentie
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling wordt zwaar gewicht toegekend aan het belang bij het verhaal van de kosten van bestuursdwang dan wel invordering van verbeurde dwangsommen. Adequate handhaving vergt immers dat opgelegde sancties ook daadwerkelijk worden geëffectueerd. De financiële draagkracht van de overtreder is in beginsel niet één van de bijzondere omstandigheden op basis waarvan het bevoegd gezag van kostenverhaal of invordering kan afzien. In beginsel, zo laten de Afdelingsuitspraken van 30 maart 2022 en 20 april 2022 zien. Financiële omstandigheden kunnen, samen met andere omstandigheden, leiden tot een verlaging van het kostenverhaal of de ingevorderde dwangsommen. (meer…)
door: Myrthe Nielen en Marije van Mannekes | 10 juni 2022 | Jurisprudentie
In een uitspraak van 26 april 2022 laat de Afdeling zich uit over de vraag of de verwevenheid tussen overtreders een bijzondere omstandigheid vormt op basis waarvan het in te vorderen bedrag aan dwangsommen diende te worden gematigd. (meer…)
door: Daniëlle Roelands-Fransen en Dominique Vleeskens | 18 mei 2022 | Jurisprudentie
Op 14 april 2022 wees Staatsraad Advocaat-Generaal Nijmeijer een conclusie over delegatie bij een zogeheten bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Deze conclusie bevat interessante beschouwingen over onder meer de eisen die aan de inhoud van het delegatiebesluit moeten worden gesteld en de omvang van het beroep bij planherzieningen. De conclusie is daarmee interessant voor iedereen die nu betrokken is bij het opstellen van omgevingsplannen (of de bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte aan de hand waarvan nu al wordt geëxperimenteerd met de kenmerken van het omgevingsplan) en waarbij de gemeenteraad een delegatiebesluit heeft genomen dan wel voornemens is om een delegatiebesluit te nemen. (meer…)
door: Katrien Winterink en Marije van Mannekes | 19 april 2022 | Jurisprudentie
Bij het opleggen van een last onder dwangsom met als doel het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtredingen beschikken bestuursorganen over veel beleidsruimte. Zo ook over hoe hoog een dwangsombedrag moet zijn. Daarvoor bestaat geen wettelijk vastgelegde standaard. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt wel dat van de dwangsom een dusdanige prikkel moet uitgaan dat dit de overtreder beweegt tot naleving van de last, zonder dat de dwangsom wordt verbeurd. Het is vervolgens aan het bestuursorgaan om te motiveren dat dit het geval is. In een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf en twee bewoners verwees het college bij de motivering over de hoogte van dwangsommen naar een protocol. Deze enkele verwijzing was voor de Afdeling een onvoldoende motivering, zo bleek uit een uitspraak van 2 maart 2022. (meer…)
door: Katrien Winterink en Marije van Mannekes | 29 maart 2022 | Jurisprudentie
Dwangsombedragen dienen in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom, zo regelt artikel 5:32b, lid 3 van de Awb. Het bevoegd gezag beschikt daarbij over veel ruimte om aan de hand van de aard en ernst van de overtreding en de beoogde prikkel, de hoogte van de dwangsom te bepalen. Soms is een door een bevoegd gezag vastgestelde dwangsom echter onevenredig hoog. Dit was het geval in een zaak die leidde tot een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland van 4 maart 2022. (meer…)
door: Katrien Winterink en Marije van Mannekes | 21 februari 2022 | Jurisprudentie
Verontreinigde grond kan in sommige gevallen een ernstig gezondheidsrisico voor mens en milieu vormen. Op basis van de Wet bodembescherming (Wbb) is het dan ook niet toegestaan om vervuilde grond zonder melding uit te graven en te verplaatsen. Als de grond in kwestie echter niet ernstig verontreinigd is en het bovendien gaat om een betrekkelijk kleine hoeveelheid die slechts tijdelijk wordt verplaatst, gaat de meldplicht niet op. In een geschil tussen enkele inwoners van Zaandam en het college van burgemeester en wethouders stond de vraag centraal of grond al dan niet ernstig verontreinigd was en in navolging daarvan of het college vanwege het uitblijven van een melding hierover bevoegd was tot handhaving. (meer…)