Home Kennis De grenzen van de beheersverordening bij vergunningverlening

De grenzen van de beheersverordening bij vergunningverlening

Dat een omgevingsvergunning kan worden vernietigd omdat de beheersverordening op onderdelen onverbindend wordt verklaard, leert de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 14 april jl. Deze uitspraak is in lijn met de bestendige Afdelingsjurisprudentie op dit punt maar geeft niettemin aanleiding om langer stil te staan bij de beheersverordening omdat deze in de praktijk tot de nodige vraagstukken kan leiden.

Beheersverordening

Op grond van artikel 3.38 Wro heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om een beheersverordening vast te stellen. De beheersverordening geldt als eenvoudig alternatief voor de vaststelling van het bestemmingsplan voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien. In plaats van een bestemmingsplan kan dan een beheersverordening worden vastgesteld waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld.

Voordeel van de beheersverordening is dat de raad bij de vaststelling, inrichting en vormgeving daarvan meer vrijheid heeft dan bij een bestemmingsplan. Tegen de vaststelling van een beheersverordening staat ook geen beroep open (art. 8:3 Awb).

De bevoegdheid tot het vaststellen van een beheersverordening is wel duidelijk begrensd.

Met de beheersverordening kan ruimtelijk niet méér mogelijk worden gemaakt dan wat het geldende bestemmingsplan toestond op het moment van de vaststelling van de beheersverordening. De beheersverordening is er namelijk op gericht de bestaande planologische situatie te bevriezen.

Wat was er aan de hand?

In juni 2014 hebben B&W van de gemeente Terschelling medegedeeld dat aan bedrijf X van rechtswege een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ verleend voor de nieuwbouw van een restaurant met logiesfunctie. Kort daarop (september 2014) stelt de raad een beheersverordening vast. In die beheersverordening is onder meer de vergunde situatie opgenomen.

In juli 2016 wordt naar aanleiding van de wijziging van het bouwplan opnieuw een omgevingsvergunning verleend aan X. Tegen dit besluit wordt beroep ingesteld.

In beroep betogen eisers dat het besluit geen rechtmatige wettelijke grondslag heeft omdat de beheersverordening in ruimere (bouw)mogelijkheden voorziet dan het daaraan voorafgaande bestemmingsplan. De beheersverordening is daarmee in strijd met artikel 3.38 Wro en moet onverbindend worden verklaard, aldus eisers.

Uitspraak rechtbank

De rechtbank sluit zich aan bij het betoog van eisers. De rechtbank overweegt dat het perceel ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening nog niet werd gebruikt als hotel of anderszins voor horecadoeleinden. Daarnaast wijkt de beheersverordening van de voorschriften van het bestemmingsplan, aldus de rechtbank. De beheersverordening stelt geen maximum aan het aantal gasten dat in het hotel mag verblijven terwijl onder het bestemmingsplan er niet meer dan 30 logies mochten zijn. Verder maakt de beheersverordening het mogelijk om het gehele bouwvlak te bebouwen waar onder het bestemmingsplan een maximale bebouwing van 70% toestond.

Alles overziend oordeelt de rechtbank dat het hotel met bedrijfsgebouwen dat op grond van de beheersverordening gerealiseerd zou kunnen worden, planologisch gezien een geheel andere en veel verstrekkendere ruimtelijke uitstraling heeft dan een restaurant met beperkte logiesfunctie. De rechtbank acht dit in strijd met artikel 3:38, eerste lid Wro en verklaart de betrokken bepalingen uit de beheersverordening onverbindend.

Gelet hierop verklaart de rechtbank de beroepen gegrond en  wordt het besluit vernietigd.

Conclusie

Met deze uitspraak maakt de rechtbank duidelijk dat een bestuursorgaan goed moet opletten bij het vaststellen van een beheersverordening. Een beheersverordening mag niet in ruimere (bouw)mogelijkheden voorzien dan het daaraan voorafgaande bestemmingsplan.

Uitspraak: Rechtbank Noord-Nederland 14 april 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1523