Home Kennis Nadeelcompensatie en deskundigheid adviseur en taxateur

Nadeelcompensatie en deskundigheid adviseur en taxateur

2 september 2021
Jelmer Procee
,
Katrien Winterink
,
Lauree Jager
,
Matthijs Timmer
,
Myrthe Nielen
en
Linda van Leeuwen

De Afdeling laat met deze uitspraak zien deskundigenadviezen (steeds) kritischer te beschouwen. Bovendien stelt de Afdeling paal en perk aan de praktijk om de waardevermindering bij planschade te schatten via percentages gebaseerd op de ernst van de ontstane hinder.

Kern van de zaak

De Afdeling oordeelt in deze zaak dat het deskundige- en het taxatierapport over de vast te stellen nadeelcompensatie onvoldoende zorgvuldig, inzichtelijk en gemotiveerd zijn. De Afdeling stelt zelf het nieuwe bedrag voor de nadeelcompensatie vast.

Wat speelde?

Appellant vraagt nadeelcompensatie voor de waardedaling van zijn perceel door de verlegging van de A4 tot een afstand van ongeveer 300 meter van zijn perceel. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft de aanvraag overeenkomstig de Beleidsregel Nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014, nu de Beleidsregel Nadeelcompensatie en Infrastructuur 2019, behandeld (hierna: beleidsregel).

Op 9 maart 2017 is bij besluit het verzoek van de appellant tot nadeelcompensatie door de minister afgewezen. Op 8 januari 2018 heeft de minister bij bezwaar dit besluit gehandhaafd. De appellant is hiertegen in beroep gegaan. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. De minister heeft in het nieuwe besluit op 20 maart 2019 aan de appellant een tegemoetkoming van € 9.250,= te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 29 januari 2016, toegekend.

Hoe oordeelt de Afdeling? Allereerst oordeelt de Afdeling over de onafhankelijkheid van de adviseur en taxateur. De Afdeling oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de adviseur en taxateur zich niet onafhankelijk en onpartijdig hebben opgesteld in deze zaak. De Afdeling ziet ook geen reden om te twijfelen aan de toelichting van 5 maart 2020 van de minister dat de adviseurs niet hebben opgetreden als belangenbehartigers van de minister of Rijkswaterstaat.

Ten tweede oordeelt de Afdeling dat de minister terecht geen reden heeft gezien om te twijfelen aan de deskundigheid van de adviseur en taxateur. Dat de adviseur in zijn eerdere advies ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de planologische verandering voor de appellant geheel voorzienbaar was doet niet af aan zijn deskundigheid. Ook zorgt de enkele omstandigheid dat een taxateur niet in de plaats is gevestigd waar het te taxeren object zich bevindt ervoor dat de taxateur niet over de benodigde deskundigheid beschikt om een taxatie uit te voeren. Zie de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2016 onder 8.3 (nr. 201507094/1/A2) en van 16 oktober 2019 onder 11 (nr, 201807981/1/A2) Daarnaast oordeelt de Afdeling over de motivering en zorgvuldigheid van het gegeven advies. In deze zaak was de taxateur niet in de gelegenheid om zelf het perceel te bezichtigen. Daarom is voor het interieur afgegaan op een ander eerder opgesteld taxatierapport. De taxateur heeft echter nagelaten in zijn eigen taxatierapport de naam van de auteur te vermelden en het desbetreffende taxatierapport als bijlage toe te voegen. De Afdeling oordeelt dat het taxatierapport daardoor niet voldoet aan de onder 8 van de beleidsregel vermelde maatstaf voor zorgvuldigheid en inzichtelijkheid. Bij de taxatie kan nu namelijk niet worden nagegaan of het in het taxatierapport beschreven interieur van de woning, waarop de taxatie mede is gebaseerd, juist en volledig is.

De Afdeling bepaalt ook dat in afwijking van het gebruikte deskundigenadvies en taxatierapport de waardedaling niet alleen kan worden bepaald aan de hand van percentages. De percentages zijn namelijk naar oordeel van de Afdeling onvoldoende toegelicht en gemotiveerd. Bovendien moeten de percentages alleen worden gebruikt om de waardedaling die op basis van een taxatie is bepaald te controleren. De wijze van taxatie van het perceel is volgens de Afdeling ook onvoldoende inzichtelijk gemaakt. In het taxatierapport worden schadefactoren gemeld die bij de taxatie zijn betrokken, maar geen inzicht wordt gegeven in hoe deze verschillende schadefactoren hebben bijgedragen aan de waardevermindering van het perceel.

Het beroep van de appellant slaagt. De Afdeling ziet aanleiding om, op grond van artikel 8:41a, zelf in de zaak te voorzien. Met behulp van een door de Afdeling op grond van artikel 8:47 Awb zelf aangestelde deskundige, stelt de Afdeling de waarde van het perceel vast en bepaalt de Afdeling het bedrag van de nadeelcompensatie. De nadeelcompensatie wordt uiteindelijk door de Afdeling vastgesteld op een bedrag van € 66.250,= in plaats van het door de minister besloten bedrag van € 9.250,=.  

Wat kunt u met de zaak?

Het belangrijkste aan deze zaak is dat de Afdeling het hanteren van percentages om de waardedaling inzichtelijk kritisch beschouwt. De taxateur moet de waardedaling zelf taxeren en mag percentages slechts gebruiken als toetssteen, zo lijkt. De huidige praktijk lijkt anders en bestuursorganen zullen de deskundigenadviezen hierop kritisch moeten beschouwen.

ABRvS 16 juni 2021, zaaknr. 201903089/1/A2

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, nadeelcompensatie, onpartijdigheid (wettelijke) adviseurs, zorgvuldigheid deskundigenadvies