Home Kennis Alles staat of valt met een goede onderbouwing van een beschikking ernst en spoed

Alles staat of valt met een goede onderbouwing van een beschikking ernst en spoed

15 april 2016
Katrien Winterink

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 april jl. uitspraak gewezen over een beroep tegen een beschikking ernst en spoed in de zin van artikel 29 en 37 van de Wet bodembescherming (Wbb).

Achtergrond

Het bevoegd gezag Wbb heeft bij besluit van 30 september 2014 vastgesteld dat ter plaatse van het perceel Sint Antoniusstraat 15 te Heel sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dat met spoed moet worden gesaneerd. Edelchemie Panheel B.V. (Edelchemie) is eigenaar van het grootste deel van de gronden waarop de beschikking ernst en spoed betrekking heeft. Edelchemie heeft tegen de beschikking een aantal beroepsgronden aangevoerd.

Één geval van verontreiniging?

Edelchemie betoogt dat een deel van de aangetroffen verontreiniging niet door haar bedrijfsvoering is veroorzaakt, maar het gevolg is van activiteiten die eerder ter plaatse werden ontplooid of van in de omgeving aanwezige verontreinigingen: o.a. een voormalige stortplaats, voormalige trambanen, een voormalige illegale autosloperij en de stort van restmateriaal uit de mijnindustrie.

Aangezien het bevoegd gezag Wbb voldoende aannemelijk kon maken dat er in de uitgevoerde boringen geen waarnemingen zijn gedaan die duiden op een stort of aan een stortplaats te relateren materiaal, de ter plaatse van de voormalige trambanen aanwezige verontreinigingen niet substantieel of aanzienlijk aan het verontreinigingsbeeld ter plaatse hebben bijgedragen, bij de voormalige autosloperij geen verontreiniging is aangetroffen en de stort van mijnsteen in de omgeving niet heeft kunnen bijdragen aan de verontreiniging van het bedrijfsterrein van Edelchemie, falen de betogen van Edelchemie. Ook het betoog van Edelchemie dat niet alle gronden bij haar in eigendom zijn, faalt. De Afdeling oordeelt dat voor de afbakening van een geval van verontreiniging niet doorslaggevend is wie de eigenaar van de betrokken gronden is.

Ernst van het geval

Op basis van de resultaten in een rapport van Antea Group, heeft het bevoegd gezag Wbb geconcludeerd dat het geval van verontreiniging ernstig is. Edelchemie betoogt dat Antea ten onrechte mede gebruik heeft gemaakt van metingen die in 1990 zijn verricht. Hierdoor zou een te negatief verontreinigingsbeeld worden geschetst.

De Afdeling is van oordeel dat voornoemd betoog van Edelchemie niet in detail hoeft te worden besproken. Volgens de Afdeling is van belang dat 20.000 m3 bodemvolume van het geval van verontreiniging ernstig is verontreinigd. De Afdeling acht het onaannemelijk dat de hoeveelheid sterk verontreinigde bodem ongeveer 800 keer is overschat. Daar komt bij dat in het rapport van Antea is geschat dat het bodemvolume met verontreinigd grondwater 4.000 tot 51.000 keer groter is dan de voor het aannemen van een ernstig geval van verontreiniging nodige hoeveelheid van 100 m3. Er is dus hoe dan ook sprake van een ernstig geval van verontreiniging.

Noodzaak spoedige sanering

Het bevoegd gezag Wbb heeft, eveneens op basis van de conclusies in het Antea-rapport, geconcludeerd dat er sprake is van verspreiding van de verontreiniging en er daardoor een onbeheersbare situatie bestaat. Aangezien de verontreiniging zich in de richting van een gebied voor drinkwaterwinning verspreidt, is er tevens sprake van hinder voor kwetsbare objecten.

Aangezien Edelchemie niet of nauwelijks heeft bestreden dat ter plaatse van het bedrijfsterrein sprake is van een zeer grote ernstige grondwaterverontreiniging en dat het verontreinigde bodemvolume zich steeds verder uitbreidt, is er naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding ervan uit te gaan dat de daarover in het Antea-rapport getrokken conclusies onjuist zijn.

Deelsanering?

Het betoog van Edelchemie dat ten onrechte niet is overwogen om een deelsanering uit te voeren, of alleen te besluiten over delen van het geval van verontreiniging, omdat niet op alle plaatsen op het bedrijfsterrein een even ernstige verontreinigingssituatie bestaat, faalt. Het aan het besluit ten grondslag liggende onderzoek ziet op het gehele geval en het bevoegd gezag Wbb heeft over het hele geval mogen beslissen. Volgens de Afdeling heeft het bevoegd gezag terecht gesteld dat met de beschikking ernst en spoed nog niet vast staat op welke wijze gesaneerd zal moeten worden. Dat kan later aan de orde komen.

Verplichting tot saneren, indienen saneringsplan en treffen tijdelijke beveiligingsmaatregelen

Tot slot betoogt Edelchemie dat zij niet, of niet geheel, kan worden verplicht het saneringsplan in te dienen, een tijdelijke beveiligingsmaatregel te treffen en de bodemsanering uit te voeren.

Het bevoegd gezag Wbb heeft in de beschikking ernst en spoed geen (rechts)personen aangewezen die de verplichting tot saneren  en het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen moeten nakomen. Nu de  verplichting om de sanering uit te voeren, het saneringsplan in te dienen en een tijdelijke beveiligingsmaatregel te treffen niet voortvloeit uit het bestreden besluit, laat de Afdeling de stelling van Edelchemie op dit punt buiten bespreking.

Vervolgens overweegt de Afdeling dat het achterwege laten van een aanwijzing krachtens artikel 37 lid 5 Wbb geen reden is om het besluit onrechtmatig te achten. Artikel 37 lid 5 Wbb behelst immers slechts een bevoegdheid, geen verplichting.

Bron: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:978